Geschiedenis

Oppenhuizen en Uitwellingerga, onder de rook van Sneek, zijn streekdorpen die ontstaan zijn langs de vaart "it Ges". Mogelijk dat de verhoogde zandrug de Hoyta Wala (Gravinnewei) die van west naar oost dwars door onze dorpen loopt rond het jaar 1000 voor de eerste nederzettingen en vaste bewoning zorgde, echter pas in de eerste helft van de 14e eeuw komen we de naam Opmanhusen in de geschiedenis tegen, en pas in het midden van de 15e eeuw de naam Uytwellinga (Wtwallinghergae).

Jagers, vissers en boeren waren het die een bestaan probeerden op te bouwen in onze contreien. Met het aanleggen van dijken en afwateringskanalen verveende de grond en werd deze geschikt om te bewerken. En waar mensen zich vestigen werd ook een kerk gebouwd. In het begin moeten we ons daar niet al te veel van voorstellen. Vaak was dit niet meer dan een houten kapel. Op de plekken waar nu onze kerken staan zijn later in de middeleeuwen wel stenen gebouwen met zadeldaktoren geplaatst. Daar staan nu ook de huidige kerkgebouwen zoals wij deze kennen, deze dateren van laat in de 17e eeuw. Tot 1580 waren de kerken bij ons Rooms.

Nabij Uitwellingerga heeft tot de 16e eeuw nog het dorp Wolprandeskerke gelegen, op de plek waar nu het Aldhof (ten zuiden van de Wite en Swarte Brekken) ligt. De naam is verbonden aan de evangelieprediker Wolfram. Dit dorp was niet bestand tegen de vele (storm)vloeden en is uiteindelijk door het water verzwolgen. De bewoners zijn waarschijnlijk naar het hoger gelegen Uitwellingerga getrokken. Het eilandje in het Aldhof herinnert nog aan dit verzonken dorp. Aldhof verwijst naar kerkhof, wat er op duidt dat hier bewoning en ook een kerk moet zijn geweest.

Hoofdelingen, veelal families van adel, maakten vanaf de 14e eeuw hier min of meer de dienst uit. In 1328 benoemde Graaf Willem van Holland “Heyo Zybranszone Reynairde” (Reinarda) tot het schoutambt van Oppenhuizen, Offingawier, Sneek buiten de poort en Wolprandeskerke. De Reinarda's hadden een stins aan het Ges vlakbij de Broeresloot. Ook de Bonninga's en later de Sjaerdema's waren invloedrijke adelijke families. Zij hadden een stins die in het midden van Oppenhuizen moet hebben gestaan. Deze stins is in 1491 verwoest bij een vete tussen Schieringers en Vetkopers. Naar de Bonninga's is ook het dorp Boornzwaag vernoemd (Bonningsweach). Ook de Reinardastins ontkwam niet aan adelijke twisten. De stins werd eveneens in het jaar 1491 door Epe Tietes Hettinga uit Hommerts en zijn zoon Douwe, beruchte vechtersbazen uit die tijd, geplunderd en verbrand.

De beide dorpen zijn door de eeuwen heen altijd verbonden geweest met het water. Dat water kon vaak ook heel bedreigend zijn, zoals in februari 1825 toen door een zware storm de zeedijken doorbraken en het zoute water binnen drie uur de dorpen bereikte. Het water kwam zo hoog dat de koeien moesten worden verzameld om ze tijdelijk onder te brengen in beide kerken. In april van datzelfde jaar werd er in Oppenhuizen nog een aantal haringen gevangen. Rampen door zeewater hebben we daarna niet meer gehad, maar het gebeurde wel eens dat het water in vaarten en meren zo hoog kwam dat de dijken het niet meer konden keren en de polders volliepen.

Het duurde lang voordat onze dorpen niet alleen afhankelijk waren van vervoer over water. Tot die tijd was Top en Twel wel een beetje een wereld op zichzelf, maar dat veranderde snel. In augustus 1866 werd de eerste verharde weg door de dorpen geopend met een pontveer die Uitwellingerga met het Sudein verbond. Twintig jaar later kwam er een tramverbinding tussen Sneek en Joure met een halte in Uitwellingerga. De tram maakte in 1947 plaats voor de autobus. In de 20e eeuw werden ook het Prinses Margrietkanaal aangelegd, de Rijksweg 43 en de snelweg A7 met een aquaduct onder het kanaal. De combinatie van nieuwe weg- en waterwegen hebben onze omgeving ingrijpend veranderd, maar de wereld wel een stuk groter gemaakt. Gelukkig zijn de talrijke vaarten bestaan gebleven, met namen die ons blijven herinneren aan een legende over drie  reuzen die hier ooit gewoond moeten hebben. 

De legende van de drie reuzen

De reuzen Broer, Douwe en Jarich waren broers en zo groot als de kerktoren van Oppenhuizen. Op een keer wilden ze dat ieder voor zich een vaart ging graven. Zij namen een paar pramen en zaagden die op de helft door. De broers gingen met een halve praam als schop aan het werk. Broer begon op de Noardein te graven in de richting van de Brekken. Toen na de laatste schop grond het water de vaart in stroomde zag Broer zijn werk met voldoening en riep trots "deze vaart zal vanaf nu Broeresleat heten".

Douwe begon iets zuidelijker te graven. Er ontstond een behoorlijke brede vaart met een  haakse bocht er in. Daar bekommerde Douwe zich niet over en toen hij uitkwam bij de Modderige Geeuw gooide hij zijn schop aan de kant en schreeuwde luidkeels het veld over "de Douwesleat is klaar, Broer en Jarich moeten wel echte kerels zijn willen ze mij verbeteren".

Jarich begon aan zijn werk op de grens van Oppenhuizen-Uitwellingerga ook in de richting van de Modderige Geeuw. Het lukte hem wel maar de vaart zat vol kronkels en was erg ondiep. Toch geloofde hij in zijn werk en riep met het geluid van een storm "deze vaart zal voortaan Jarichsleat heten en laten de anderen dat mij maar eens nadoen, ik ben benieuwd hoe ver ze zijn."

Iepenloftspul
In september 2017 is de dorpssage van de drie reuzen uitgebeeld door toneelvereniging Fordivedaesje met het grote openluchtspel “De Striid” ter gelegenheid van hun 40-jarig bestaan. Varend met een praam over de Broeresloot en It Ges ging het publiek bij de locaties langs waar het openluchtspel word opgevoerd. Meer dan 1000 toeschouwers, verspreid over vijf voorstellingen, woonden het schouwspel bij. Maar liefst 175 dorpsbewoners en direct omwonenden waren betrokken bij 'De Striid'.

Kunstwerk De Drie Reuzen
Op een kruispunt aan de eerste verharde weg die de dorpen met elkaar verbindt, is in de jaren negentig van de vorige eeuw een kunstwerk geplaatst dat de legende van deze drie reuzen levendig houdt.

Dorpshistoricus J. van der Bij

Op de eerste website van Dorpsbelang stond het navolgende, hier iets ingekorte, verhaal van dorpshistoricus J. van der Bij over de geschiedenis van de dorpen:

It moat al hiel lang lyn wêze. Dêr't no Toppenhuzen en Twellegea lizze, lei de wrâld der foar wyld hinne. Klearebare heechfean mei in protte boskjes en hjir en dêr wat petgatten. It wyld hie der noch alle romte en koe him mar útlibje. Wetter dat der te folle wie streamde troch in lyts en kronkelich rivierke nei de see ta. Dat woe wol, want dêr't it rivierke begûn, healwei De Jouwer, wie it fean wol sân meter heger as no. Mar op in protte plakken wie it noch tige sompich.

It ferhaal van de trije reuzen. Broer, Douwe en Jarich is in moaie sêge dy't oanjout hoe't Top&Twel ûntstien binne. Doe't der mear ferlet kaam oan lân yn Fryslân bouden de minsken har húskes by it rivierke It Ges lâns en groeven sleatten yn it fean dy't it wetter ôffierden nei it rivierke. De doarpen har noch altyd wat fan in streek. As jo de eagen in bytsje ticht knipe en de nijbou yn Toppenhuzen eefkes net sjogge, kinne jo jo dat in bytsje foarstelle. Troch it grutte ferlet oan huzen nei de oarloch moast der wetter by de wyn dien wurde en it ieuwenlange bouwen by It Ges lâns waard los litten. Dêrtroch binne der in pear pûsten oan Toppenhuzen komme dy't in dúdlike brek mei it ferline binne.