Gelokkich is it measte al oprêden, mar der lizze noch stille tsjûgen, dus tink der in bytsje om ast der delkomst.
It foarfal hat sels in omwenjende ynspirearre ta in gedicht. It is ommers wêr Sinteklazetiid, mar tusken de rigels troch is de argewaasje te lêzen:
Er lag een heel buffet aan scherven, glanzend langs de brug,
Alsof iemand dacht: “Laat ik mijn feestje nog eens vieren… maar dan in stukjes terug.”
Witte wijn, kapotte glazen, een muntje van de kroeg erbij.
Een soort VIP-arrangement voor wie toevallig langsloopt, jij en ik, heel blij.
Misschien had de feestvierder het zó naar zijn zin, zo bont en gezellig,
Dat hij, net als Hans en Grietje, zijn eigen wegwijzers legde..
Maar dan van glas… iets minder vriendelijk, iets meer onredelijk.
Een kruimelspoor deluxe voor de terugtocht, bij voorkeur op nuchtere benen.
En nu? Lekke autobanden, sissende fietsbanden die het opgeven,
En hondenpootjes die zachtjes vloeken in hondentaal:
“Wie strooit er nou glas als souvenir van een avondje uit het leven?
Had dan tenminste broodkruimels gebruikt.”
Zo blijft er van het feest maar weinig over, behalve splinters en gezeur.
Maar hé… sommige mensen maken indruk,
Anderen laten alleen maar rotzooi achter
En sommigen doen beide, met een beetje glans en veel geschuur.